zondag 15 april 2012

Pardon?

Kinderarbeid in de Raad

Een confronterende titel, daar ben ik me van bewust.

Een motie vreemd aan de orde van de dag om het college op te dragen om aan minister Leers te melden dat de gemeenteraad van Veenendaal vindt dat gewortelde allochtone kinderen in Nederland moeten blijven. Op 1 voorstemmer na, allemaal partijen die vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer. Partijen die in de Tweede Kamer wisselende geluiden laten horen, vermoed ik maar zo.

Wat een retoriek van een PvdA-vertegenwoordiger over de gruwelijke onmenselijkheid van de tegenstemmende raadsleden. Kennelijk wegen de instrumenten van parlementaire democratie, wetgeving en rechtspraak niet meer op tegen goedkope retoriek.

Ik ga geen ongenuanceerde mening geven over de vraag of kinderen, die door hun ouders vanuit Verweggistan via schimmige wegen in West Europa zijn gedumpt en aan hun lot en de genade van asielzoekerscentra en pleegouders zijn overgelaten, na een aantal jaren maar hier moeten blijven. Ik vindt dat te moeilijk om daar zomaar iets van te vinden. Hoe dramatisch ook.

Hier past echt alleen maar zorgvuldig maatwerk en geen algemene regel. Al is het alleen maar om bijvoorbeeld kinderen te beschermen tegen hun ouders die zouden mogen denken dat een economische dumpactie op termijn profijtelijk zou kunnen zijn voor de achtergebleven familie.

En voor dat maatwerk hebben rechtspraak, wetgeving en de discretionaire bevoegdheid van de Minister van Vreemdelingenzaken samen met een heel onderzoeksorgaan die de adviezen voorbereidt.

En dan is er nu een aangenomen motie. Dus een opdracht aan het college. Wethouders die als persoon of raadslid, gekeken naar hun politieke achtergrond, vermoedelijk zelf niet zo zouden stemmen.

Maar ook hier gelden de regels. Wat mij betreft geldt dat in de dualiteit van het gemeentebestuur het college niet op inhoud maar op techniek moet acteren. Dat betekent echter wel dat het college wat mij betreft de vrijheid heeft om in de communicatie aan de minister aan te geven onder welke stemverhouding (18 voor en 14 tegen) dit besluit van de Raad tot stand is gekomen.

Rest mij nog aan te geven hoe kinderachtig ik het vind van de indieners om een kinderpardon politiek uit te willen buiten door in een college de wethouders de opdracht te geven iets te doen waar zij vanuit hun politieke achtergrond in meerderheid zomaar tegen zouden kunnen zijn. Ondanks het voorstel uit de raad om de raad die mededeling aan de minister te laten doen.

Ja, waarom niet de bal direct spelen en als gemeenteraad een brief aan de Minister sturen? Maar ja, die brief kon wel eens heeeeeel genuanceerde signalen bevatten. En dan kun je ook niet even in de raadsvergadering politiek belletje trekken en hard wegrennen onder het roepen van wat stoere taal over onmenselijkheid.

En zo was ik afgelopen donderdag getuige van kinderarbeid in de politiek in Veenendaal.



donderdag 12 april 2012

Judith Herzberg, liegen en politici? Cultureel Cafe Veenendaal 11 april 2011

Mijn bijdrage in het Cultureel Cafe in Veenendaal, op 11 april 2012

Judith Herzberg heeft mij ooit eens diep geraakt. Misschien niet Judith zelf, maar dan wel Herman van Veen die haar woorden in al hun eenvoud en puurheid met een liedje zo ontwapenend in mijn hoofd wist te planten.

Diegenen die het gedicht Liedje van Judith kennen, zullen zich afvragen waarom nu juist dit gedicht, op een avond dat lokale politici in een cultureel café aan de verleiding worden blootgesteld beloften te doen die later zomaar niet ingelost kunnen worden.

Het is mijn vertaling, misschien zomaar schoppend tegen alles dat cultuurgoden met wijze woorden en diepzinnige blikken geïnterpreteerd hebben in dit gedicht.

Het gedicht kent vijf strofen. En iedere strofe zou je je, als je in de politiek zou zitten, mogen aantrekken als een inwoner dat tegen je zegt.

Zie daar de inwoner van Veenendaal, met vragende ogen kijkend naar die mens, die één van de 33, de drieënendertiger.


Onschuldig vraagt die inwoner aan de drieëndertiger:

Lieg alsjeblieft niet tegen me
Niet over iets groots, niet over iets anders
Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt
Want dat is nog vernietigender



En zo verbindt die inwoner zich met die drieendertiger. Een warm gevoel van verbondenheid stroomt door hun beider zielen. De inwoner legt zijn ziel open en zegt:

Lieg niet over liefde
Iets dat je voelt, iets dat je zou willen voelen
Liever wordt ik bedroefd dan dat je liegt
Want dat is nog bedroevender



Samen kunnen ze de boze wereld in een onzekere toekomst aan. Samen kunnen ze nu toch alle gevaren aan. De inwoner spreekt de drieëndertiger toe:

Lieg niet tegen me over gevaar
Want ik voel toch je angst,
en wat ik gewaar word is waar
Of ik ken je niet, en dat is nog gevaarlijker


En zo bestrijden ze, zij aan zij, de ziekten van de samenleving. Maar de drieëndertiger kent zijn beperkingen, kent zijn onvermogen. De inwoner, niet helemaal blind van vertrouwen, vraagt indringend:

Lieg niet tegen me over ziekte
Liever kijk ik de diepte in dan dat ik me verlies
In een van jouw lieve verzinsels
Want daarmee verlies ik me dieper



De drieëndertiger verliest zijn glans, niet alles blijkt maakbaar. Wat hij ook beloofd heeft. Die handdoek gaat soms de ring in. Die inwoner ziet de nobele ridder in de drieëndertiger sterven. En hoe anders zijn nog steeds de woorden die hij spreekt. De inwoner smeekt:

Lieg niet tegen me over sterven
Want zolang we er nog zijn vind ik dat toegangloze
Niet-mededelen-wat-je-denkt
Erger en zoveel doder.



Waarmee ik wil zeggen dat er niets mis is met zichtbaar en open met je gevoel te besturen.

Dank voor jullie tijd.